Je hoeft niet steeds zo’n groot geloof te hebben.
Dat bergen wegzet in het hart der zee,
Je hoeft niet altijd jubelend te zeggen:
Met God, mijn Heer, daar kan ik alles mee.
Je mag ook gerust wel eens zo voelen
Als een verdwaald en o zo angstig kind,
Dat in de vele donk’re levensvragen
De trouwe hand van Vader niet meer vindt.
Wanneer je heel je leven hebt gehunkerd
Naar iemand, die jou al zijn liefde bood,
Dan heb je geen gevouwen dank’bre handen
Maar liggen ze vertwijfeld in je schoot.
Als je gehandicapt bent vele jaren,
Terwijl je toch zo graag aan ’t werk wilt gaan,
Als steeds een ander alles voor je doen moet,
Dan kan de opstand beukend op je slaan.
Of als je geluk aan scherven is gevallen,
En alle vreugd is voor een tijd gedoofd,
Dan weet de trouwe Vader in de hemel,
Dat je niet zingen kunt: God zij geloofd.
Je hoeft alleen dit ene te geloven:
Dat Jezus altijd heel dicht bij je staat.
Zijn open armen dragen je door ’t leven
Want hij wil nooit dat je verloren gaat.
Voor Mariska S. en voor iedereen die steun en troost zoekt.